IK GELOOF HET WEL; Briefwisseling tussen moeder en dochter over ‘geloven’.

Lieve Geerke,

In mijn vorige column vroeg ik je of je je kinderen later wilt dopen. Jij antwoordde dat je dat op dit moment niet zo’n relevante vraag vindt, en dat je er ook niet zoveel waarde aan hecht. Ik weet eigenlijk ook niet of ik je ooit heb verteld waarom ik het zo belangrijk vond dat jij gedoopt zou worden.

Vorige week zijn we in de Levensbron begonnen met de boekbespreking ‘God en ik’, van Alain Verheij. Hij vertelt in zijn boek hoe hij de doop ziet. Hij verbindt het ritueel van de baby die ‘door het water’ gaat, aan het verhaal over de uittocht van het Joodse volk uit Egypte. Dat verhaal ken je vast nog wel; het verhaal waarin God het water van de Rode Zee splijt om het joodse volk doorgang naar het beloofde land te geven. Daarmee wordt de doop het symbool van bevrijding uit het gebroken, aardse bestaan waarin een pasgeboren baby terecht komt.

Toen jij geboren werd, was je onschuldig, gaaf en heel kwetsbaar. En wij als ouders wisten dat je in een prachtige wereld zou opgroeien, maar ook een wereld waarin je pijn, verdriet en teleurstelling zou ondervinden, en dat we je daar niet voor zouden kunnen behoeden. Dat je het kwaad in de wereld zou leren kennen. Dat je je onmachtig zou voelen tegenover ziekte, oorlog, verdriet en kwaad. En dat jijzelf je waarschijnlijk ook niet altijd als een engel zou gedragen…

Daarom vond ik het heel belangrijk om jou bij je levensbegin een teken mee te geven, dat die gebrokenheid, de pijn, het verdriet niet het laatste woord hebben. Dat je geborgen bent in een werkelijkheid die het platte aardse overstijgt, en dat je die werkelijkheid mag laten meeklinken in je leven. Of je die nu God noemt of niet. Ik zeg altijd tegen jullie: ‘Je komt ergens vandaan en je gaat ergens naar toe waar het goed is. En van die werkelijkheid zie je glimpen in je aardse bestaan.’

En daarom hebben we op je doopkaart het gedicht van Hans Andreus gezet:

‘Of hoe dat heet’
Gelukkig dat

Het licht bestaat
en dat het met

me doet en praat
en dat ik weet

dat ik er vandaan
kom, van het licht

of hoe dat heet.

En dan kom ik toch bij je vraag uit jouw laatste column. Je vraagt me daar of ik je hoop op een verdraagzame toekomst tussen religies deel. Ja, lieve dochter, die deel ik. Ik vertrouw uiteindelijk op het licht dat ook het donkere, uitsluitende en neerdrukkende van religies zal beschijnen. Het licht waar het uiteindelijk in alle religies om draait.

Vraag aan jou: ik haal hierboven het verhaal van de uittocht uit Egypte aan. Heb jij een lievelingsverhaal of -tekst in de Bijbel?

Liefs! Mama